Gratis verzending
binnen Nederland
voor België vanaf € 20,00

Vandaag verzonden
bij bestellen vóór 19.00 uur

Let op: vanwege grote drukte en personeelstekort in het verzendcentrum ontvangt u uw bestelling mogelijk later dan u van ons gewend bent. Er wordt hard aan gewerkt om dit op te lossen. Onze excuses voor het ongemak.

Accreditatietoets online workshop ‘De polyvagaaltheorie in therapie’ met Deb Dana

Toets module 1 – 18 januari 2023
Toets module 2 – 25 januari 2023
Toets module 3 – 8 februari 2023
Toets module 4 – 15 februari 2023

Na invullen van de toets, klik je op Toets verzenden. Vervolgens verschijnt er een bevestiging op je scherm dat je de toetsantwoorden hebt ingediend.

Toets module 3 – 8 februari 2023

1. Prosody is: (required)
  1. Prosodie:
    1. Is de manier waarop gezichtsuitdrukkingen signalen van gevaar of veiligheid sturen
    2. Bestaat uit het ritme en de toon van de stem
    3. Is een manier om hart- en ademhalingsfrequenties te meten
    4. Komt tot uiting in beweging
2. Vocal bursts: (required)
  1. Non-verbale spraakklanken:
    1. Worden alleen begrepen binnen families
    2. Worden alleen begrepen binnen een specifieke culturele context
    3. Zijn de woorden die we gebruiken om te communiceren
    4. Zijn niet-talige geluiden waarvan kan worden verwacht dat de betekenis ervan door iedereen wordt herkend
3. The Social Engagement System includes: (required)
  1. Het sociale-betrokkenheidssysteem maakt gebruik van:
    1. Ogen, oren, gezichtsuitdrukkingen, hoofdbewegingen
    2. Ademhaling, hartslag, spijsvertering
    3. Gedachten, gedrag, bewegingen
    4. Gevoelens en lichaamssensaties
4. Co-regulation: (required)
  1. Coregulatie:
    1. Is niet meer nodig als we hebben geleerd om onszelf te reguleren
    2. Is een gevolg van zelfregulatie
    3. Blijft levenslang noodzakelijk voor een gezond autonoom zenuwstelsel
    4. Leidt tot codependentie
5. To co-regulate with a client a therapist: (required)
  1. Om coregulatie met een cliënt mogelijk te maken, moet de therapeut:
    1. Zijn of haar eigen systeem kunnen reguleren
    2. Het verhaal van de cliënt kennen
    3. In dezelfde toestand verkeren als de cliënt
    4. Begrijpen dat de autonome toestand niet van belang is voor coregulatie
6. The therapist’s autonomic state: (required)
  1. De autonome toestand van de therapeut:
    1. Heeft een beperkt effect op de ervaring van de cliënt
    2. Kan buiten het therapieproces worden gehouden
    3. Stuurt signalen van veiligheid en gevaar naar cliënten
    4. Heeft geen invloed op de therapie bij het gebruik van traumaverwerkingsmodellen